- Algonquin-vrouwen conserveerden vlees en vis door middel van droog- en rookmethoden. Ze sneden het vlees in dunne reepjes, hingen het in de zon en rookten het boven een vuur om het vocht te verwijderen en de houdbaarheid te verlengen.
Koken:
- Algonquin-mannen hielden zich bezig met kooktaken, waarbij ze verschillende methoden gebruikten, zoals braden, koken en bakken. Ze kookten boven open vuur of in kuilen door verwarmde stenen in lagen te leggen en voedsel dat in bladeren of dierenhuid was gewikkeld er bovenop te leggen.
Wilde rijst oogsten:
- Algonquin-groepen die in de buurt van meren en rivieren woonden, waren afhankelijk van wilde rijst als hoofdvoedsel. Ze verzamelden de rijst door naar de rijstbedden te kanoën, de granen met stokken in hun kano's te slaan en de rijst vervolgens te drogen en op te slaan.
Slijpen en beuken:
- Vrouwen maakten gebruik van vijzels en stampers om maïs, noten en zaden tot meel voor brood en soepen te malen. Ze stampten ook het vlees om het mals te maken.
Kruiden en conserveren:
- Wilde kruiden, bessen en wortels werden verzameld om gerechten op smaak te brengen en voedingswaarde toe te voegen. Ze mengden ook honing met gedroogd fruit en noten om een voedzame pasta te creëren die in de winter kon worden bewaard en geconsumeerd.
Voedsel bewaren:
- De Algonquin gebruikten berkenschorscontainers om gedroogd vlees, vis, bessen en ander voedsel in te bewaren. Ze bewaarden de containers op koele en droge plaatsen om bederf te voorkomen.