1. Ik ben waar jij je speelgoed bewaart,
Maar ik lig niet op de grond.
Kijk omhoog, mijn vriend,
En je vindt mij in een la.
*Antwoord:speelgoedkist*
2. Ik ben iets dat je aan je voeten draagt,
Maar ik ben geen schoen.
Ik houd je tenen warm,
En ik ben vaak van wol.
*Antwoord:Sok*
3. Ik ben iets wat je eet,
Maar ik ben geen vrucht.
Ik ben gemaakt met melk en eieren,
En ik word vaak als ontbijt geserveerd.
*Antwoord:pannenkoek*
4. Ik ben iets waarmee je speelt,
Maar ik ben geen speelgoed.
Ik ben van papier,
En ik kom in veel verschillende kleuren.
*Antwoord:papieren vliegtuigje*
5. Ik ben iets dat je gebruikt om schoon te maken,
Maar ik ben geen penseel.
Ik ben gemaakt van water en zeep,
En ik maak dingen glanzend.
*Antwoord:spons*
6. Ik ben iets dat je in de lucht ziet,
Maar ik ben geen vogel.
Ik ben wit en donzig,
En ik breng soms regen.
*Antwoord:Wolk*
7. Ik ben iets wat je hoort,
Maar ik ben geen persoon.
Ik ben gemaakt van geluidsgolven,
En ik kan muziek, gelach of lawaai zijn.
*Antwoord:geluid*
8. Ik ben iets wat je ruikt,
Maar ik ben geen parfum.
Ik kan zoet of zuur zijn,
En ik kan afkomstig zijn van voedsel, bloemen of de aarde.
*Antwoord:geur*
9. Ik ben iets dat je aanraakt,
Maar ik ben geen persoon.
Ik kan zacht of hard zijn,
En ik kan het warm of koud hebben.
*Antwoord:textuur*
10. Ik ben iets dat je proeft,
Maar ik ben geen eten.
Ik kan zoet of zuur zijn,
En ik kan komen van snoep, fruit of tandpasta.
*Antwoord:Smaak*