- Arme mannen droegen in de 19e eeuw meestal werkoverhemden of overhemden.
- Werkoverhemden waren doorgaans gemaakt van stevige materialen zoals katoen, linnen of wol, terwijl overhemden waren gemaakt van fijnere materialen zoals zijde of katoenpopeline.
- Werkoverhemden hadden vaak kenmerken zoals opgestikte zakken, kragen met knopen en manchetten met knopen, terwijl overhemden doorgaans meer op maat waren gemaakt en kenmerken hadden zoals geplooide voorkanten en Franse manchetten.
Broek
- Arme mannen droegen doorgaans een wollen broek of een katoenen overall.
- Wollen broeken hadden meestal rechte pijpen en hadden knopen of bretels om ze omhoog te houden, terwijl katoenen overalls kledingstukken uit één stuk waren die de romp en benen van de drager bedekten.
- Overalls werden vaak gedragen door boeren, arbeiders en andere arbeiders uit de arbeidersklasse, omdat ze duurzaam waren en gemakkelijk te verplaatsen.
Jassen
- Arme mannen in de 19e eeuw droegen vaak jassen om warm te blijven in de koudere maanden.
- Jassen waren meestal gemaakt van wol, leer of canvas en hadden kenmerken zoals kragen, revers en knopen of ritsen.
- Sommige arme mannen droegen ook mantels, dit waren loszittende bovenkledingstukken die vaak van wol of vilt waren gemaakt.
Hoeden
- Arme mannen droegen in de 19e eeuw vaak hoeden om hun hoofd te beschermen tegen de zon, regen en kou.
- Enkele veelvoorkomende soorten hoeden die door arme mannen werden gedragen, waren hoge hoeden, bolhoeden en petten.
- Hoge hoeden waren lange, cilindrische hoeden gemaakt van beverbont en werden vaak gedragen door rijkere mannen, maar sommige arme mannen droegen ook hoge hoeden voor formele gelegenheden.
- Bolhoeden waren ronde hoeden met een lage kroon, gemaakt van vilt en waren populair bij mannen uit de arbeidersklasse.
- Petten waren hoeden zonder rand, vaak gemaakt van wol of katoen, en werden gedragen door mannen van alle sociale klassen.
Schoenen
- Arme mannen droegen in de 19e eeuw meestal laarzen of schoenen van leer.
- Laarzen waren doorgaans kniehoog en hadden veters of knopen om ze vast te maken, terwijl schoenen enkelhoog waren en veters of gespen hadden.
- Arme mannen droegen vaak tweedehands schoenen of schoenen die gerepareerd en in elkaar geflanst waren uit geborgen materiaal.