Sumak: De gemalen bessen van de staghorn sumak (Rhus typhina) werden gebruikt om een scherpe, citroenachtige smaakmaker te maken.
Wilde gember: De wortelstokken van wilde gember (Asarum canadense) werden gebruikt als specerij en om thee van te zetten.
Sassafras: De bladeren van de sassafrasboom (Sassafras albidum) werden gebruikt om een verdikkingsmiddel en een thee te maken waarvan werd aangenomen dat deze geneeskrachtige eigenschappen had.
Zoete varen: De bladeren van de zoete varen (Comptonia peregrina) werden gebruikt om thee te zetten en als smaakstof voor voedsel.
Kruidenstruik: De bessen en bladeren van de kruidenstruik (Lindera benzoë) werden gebruikt als specerij en om thee van te zetten.
Zwarte peper: De Algonquins verwierven zwarte peper door handel met andere indianenstammen of Europese kolonisten. Het werd beschouwd als een waardevol en duur kruid.