- Kenmerk van de stof: De eigenschap moet iets zijn dat uniek is voor de stof en kan worden gebruikt om deze van andere stoffen te onderscheiden.
- Gemakkelijk waar te nemen of te meten: De eigendom moet iets zijn dat gemakkelijk kan worden gezien, gevoeld of gemeten, zodat het voor identificatiedoeleinden kan worden gebruikt.
- Consistent en betrouwbaar: De eigenschap moet consistent en betrouwbaar zijn, zodat deze zelfs onder verschillende omstandigheden kan worden gebruikt om een stof te identificeren.
Enkele veel voorkomende eigenschappen die worden gebruikt om stoffen te identificeren zijn:
- Fysische eigenschappen: Deze eigenschappen omvatten zaken als de kleur, vorm, dichtheid, smeltpunt en kookpunt van een stof.
- Chemische eigenschappen: Deze eigenschappen omvatten zaken als de reactiviteit van een stof met andere stoffen, de ontvlambaarheid en de oplosbaarheid ervan.
- Spectroscopische eigenschappen: Deze eigenschappen omvatten zaken als het absorptiespectrum, het emissiespectrum en het massaspectrum van een stof.
De specifieke eigenschappen die worden gebruikt om een stof te identificeren, zijn afhankelijk van de aard van de stof en het doel van de identificatie. Als u bijvoorbeeld een metaal probeert te identificeren, kunt u de dichtheid en het smeltpunt ervan gebruiken. Als u een gas probeert te identificeren, kunt u gebruik maken van de ontvlambaarheid en oplosbaarheid ervan.