* Weeën:
- kan niet (kan niet)
- niet (deed niet)
- niet (heb niet)
- ik ben (ik ben)
- is niet (is niet)
- het is (het is of het heeft)
- was niet (was niet)
- waren niet (waren niet)
- zal niet (zal niet)
- zou niet (zou niet)
* Bezittelijke zelfstandige naamwoorden:
- Het bot van de hond
- De bureaus van de studenten
- Het damestoilet
* Weggelaten letters:
- bussen (bussen)
- gov’t (regering)
- prof’s (hoogleraren)
* Meervouden van enkele letters of cijfers:
- Ik heb twee tienen op mijn rapport
- Ze kocht 3 dvd's
- Er zitten 5 s in het woord Mississippi
* Data, decennia en eeuwen:
- de klas van ’22
- de roerige jaren twintig
- de 18e eeuw