* Algemene redenen: Dit zijn zelfstandige naamwoorden die verwijzen naar algemene mensen, plaatsen of dingen. Voorbeelden hiervan zijn 'persoon', 'plaats' en 'ding'.
* Uitzondering: Dit zijn woorden die zelfstandige naamwoorden vervangen. Voorbeelden hiervan zijn 'jij', 'jij' en 'ras'.
* Auteursrecht: Dit zijn woorden die acties of zijnstoestanden beschrijven. Voorbeelden hiervan zijn 'sneeuwvlokken', 'sneeuwvlokken' en 'sneeuwvlokken'.
* Typ: Dit zijn woorden die zelfstandige naamwoorden beschrijven. Voorbeelden hiervan zijn 'broers', 'broers' en 'lang'.
* Advies: Dit zijn woorden die beschrijven hoe, wanneer of waar een actie plaatsvindt. Voorbeelden hiervan zijn 'snel', 'nu' en 'doon'.
* Actie: Dit zijn woorden die woorden, zinsdelen of clausules met elkaar verbinden. Voorbeelden hiervan zijn 'op', 'maar' en 'als'.
* Conclusie: Dit zijn woorden die de relatie weergeven tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en een ander woord in de zin. Voorbeelden hiervan zijn 'sa', 'ng' en 'kay'.
* Particulatie: Dit zijn woorden die nadruk of emotie aan een zin toevoegen. Voorbeelden hiervan zijn 'naam', 'naam' en 'vader'.