De late barokperiode (1650-1750) zag een verschuiving naar een meer homofone compositiestijl, waarbij één melodische lijn begeleid wordt door akkoorden. Componisten uit deze periode zijn onder meer George Frideric Handel, Antonio Vivaldi en Domenico Scarlatti.
Hier zijn enkele van de specifieke verschillen tussen de vroege en late barokperiode:
* Textuur: Vroege barokmuziek is vaak meer contrapuntisch, met meerdere melodische lijnen die in en uit elkaar verweven zijn. Laatbarokmuziek is eerder homofoon, met één hoofdmelodie begeleid door akkoorden.
* Harmonie: In de vroege barokmuziek wordt vaak gebruik gemaakt van dissonante harmonieën, die een gevoel van spanning en opwinding creëren. In laatbarokmuziek wordt vaker gebruik gemaakt van consonante harmonieën, die een gevoel van vrede en rust creëren.
* Ritme: Vroege barokmuziek kent vaak een snel en levendig tempo. Laatbarokmuziek heeft vaker een langzaam en statig tempo.
* Instrumentatie: Vroege barokmuziek wordt vaak gescoord voor kleine ensembles, zoals kamergroepen of solo-instrumenten met basso continuo. Laatbarokmuziek wordt vaker gescoord voor grote orkesten.
Uiteraard zijn dit slechts algemene trends. Er zijn veel uitzonderingen op deze regels, en sommige componisten vermengden zelfs elementen van zowel vroege als late barokstijlen in hun muziek.