Personages kunnen gebaseerd zijn op echte mensen, hetzij uit het leven van de auteur, hetzij uit de geschiedenis. Dit kunnen vrienden, familie, publieke figuren, historische figuren of zelfs gefictionaliseerde versies van echte mensen zijn.
2. Persoonlijke ervaringen:
Auteurs laten zich bij het creëren van personages vaak inspireren door hun eigen persoonlijke ervaringen, emoties en herinneringen. Deze ervaringen kunnen worden gebruikt om realistische, herkenbare karakters te creëren die resoneren met de lezers.
3. Observaties en mensen kijken:
Auteurs kunnen mensen in het echte leven observeren en inspiratie putten uit hun gedrag, maniertjes, spraakpatronen en interacties. Mensen kijken kan een schat aan materiaal opleveren voor het creëren van diverse en dynamische karakters.
4. Andere fictiewerken:
Personages kunnen worden geïnspireerd door personages uit andere literaire werken, films, tv-shows en andere vormen van media. Auteurs kunnen een eerbetoon brengen aan bestaande personages of deze ondermijnen, terwijl ze hun eigen unieke draai creëren.
5. Mythologie, folklore en legendes:
Auteurs putten vaak uit mythen, legendes en volksverhalen voor karakterinspiratie. Deze bronnen bieden archetypische personages, magische wezens en epische verhalen die op verschillende manieren opnieuw kunnen worden bedacht en aangepast.
6. Dromen en onderbewustzijn:
Sommige auteurs halen inspiratie uit hun dromen of onderbewuste gedachten. Dromen en nachtmerries kunnen surrealistische of symbolische elementen bieden voor het creëren van personages.
7. Historisch onderzoek:
Auteurs kunnen onderzoek doen naar historische figuren of perioden om karakters te creëren die op authentieke wijze de tijd en setting van hun verhalen weerspiegelen.
8. Culturele en sociale diversiteit:
Auteurs kunnen personages creëren die verschillende culturen, etniciteiten en sociale achtergronden vertegenwoordigen om rijkdom en diversiteit aan hun verhalen toe te voegen.
9. Persoonlijkheidsarchetypen:
Karakterarchetypen, zoals de held, de slechterik, de wijze mentor, de bedrieger en de onschuldige, komen vaak voor in de literatuur. Auteurs kunnen met deze archetypen spelen en deze ondermijnen om unieke karakters te creëren.
10. Dialoog:
De manier waarop personages spreken, hun taalgebruik, jargon en accenten kunnen bijdragen aan hun persoonlijkheid en ze onderscheidend en gedenkwaardig maken. Auteurs kunnen experimenteren met verschillende spraakpatronen en accenten om levendige karakters te creëren.
11. Fysieke eigenschappen:
Fysiek uiterlijk, handicaps en onderscheidende fysieke eigenschappen kunnen worden gebruikt om karakters verder te definiëren en bij te dragen aan hun algehele weergave in het verhaal.
12. Psychologische complexiteit:
Auteurs kunnen zich verdiepen in de psychologische aspecten van hun personages en motivaties, innerlijke worstelingen, angsten en verlangens onderzoeken, om gelaagde en complexe persoonlijkheden te creëren.