Figuratief taalgebruik: Figuratieve taal is het gebruik van woorden of uitdrukkingen om een niet-letterlijke betekenis te creëren. Het kan worden gebruikt om beelden te creëren of vergelijkingen te maken, en kan metaforen, vergelijkingen, personificatie, alliteratie en vele andere middelen bevatten.
Geluidsapparaten: Geluidsapparaten zijn het gebruik van specifieke geluiden in poëzie om een bepaald effect te creëren. Voorbeelden van geluidsapparaten zijn rijm, alliteratie, assonantie, consonantie en onomatopee.
Ritme en metrum: Ritme en metrum verwijzen naar het regelmatige patroon van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen in poëzie. Metrum wordt meestal beschreven in termen van het aantal beklemtoonde lettergrepen in elke regel, en de meest voorkomende metrum is de jambische pentameter, die vijf beklemtoonde lettergrepen per regel heeft.
Structuur: De structuur van een gedicht verwijst naar de algemene vorm ervan. Dit kan het aantal regels, strofen en de manier waarop de regels op de pagina zijn georganiseerd omvatten.
Thema: Het thema van een gedicht verwijst naar het centrale idee of de boodschap die de dichter probeert over te brengen. Thema's kunnen expliciet of impliciet zijn en kunnen variëren van brede concepten zoals liefde, dood of natuur, tot meer specifieke of persoonlijke onderwerpen.