Hughes gebruikt een gemoedelijke toon en eenvoudige, maar suggestieve taal om de emoties en gedachten van de spreker over te brengen. Het gedicht begint met de spreker die hun hoge leeftijd erkent en opmerkt dat ze 'halfhonderd' zijn, een zin die de nadruk legt op het verstrijken van de tijd en het gevoel dat het leven wegglijdt. Het gebruik van het woord ‘half’ suggereert de onvolledigheid en het gebrek aan vervulling die de spreker achtervolgen.
Terwijl het gedicht zich ontvouwt, herinnert de spreker zich zijn jongere zelf, gevuld met dromen over avontuur en aspiraties voor succes. Ze hadden 'plannen en dromen/en plannen en plannen', waarbij ze zich een toekomst voorstelden vol opwinding en mogelijkheden. Deze ambities blijven echter ongerealiseerd en blijven hangen als louter ‘schaduwen van de maan’. De herhaling van het woord ‘dromen’ benadrukt het verlangen van de spreker naar een leven dat nooit werkelijkheid is geworden.
Het gedicht duikt in de huidige toestand van de spreker, gekenmerkt door een gevoel van berusting en teleurstelling. Ze beseffen dat hun reis zijn einde nadert, en ze hebben een punt bereikt waarop ze de harde realiteit van hun onhaalbare ambities onder ogen moeten zien. De zin:'Ik loop langzaam, langzaam, langzaam / Tegen het einde van mijn vijftig jaar' geeft het langzame, ploeterende tempo van hun leven weer, gebukt onder de last van onvervulde dromen.
De spreker reflecteert op de ‘wegen die ze niet hebben genomen’, die symbool staan voor de keuzes en kansen die onderweg zijn gemist of genegeerd. Dit thema van spijt wordt verder benadrukt door de herhaling van de zin:"Ik had zoveel kunnen doen." Deze aangrijpende woorden drukken het diepe gevoel van verlies van de spreker uit en het beklijvende gevoel van wat had kunnen zijn.
Te midden van het gevoel van spijt erkent het gedicht ook de schoonheid en vreugde die het leven van de spreker hebben beïnvloed. Ze spreken over ‘zonsondergangen aan zee’ en het ‘gelach van kinderen’, wat suggereert dat er ondanks hun onvervulde dromen momenten van geluk en vervulling zijn geweest. Deze momenten lijken echter vluchtig en onvoldoende om het gewicht van hun onvervulde ambities te compenseren.
In de afsluitende strofe erkent de spreker dat ze 'halverwege de nacht' zijn, en gebruikt hij deze metafoor om hun onzekere toekomst en de duisternis die voor ons ligt aan te duiden. De zin 'En ik weet niet waar ik heen ga' vat het gevoel van doelloosheid van de spreker en het ontbreken van een duidelijk pad voorwaarts samen. Deze onzekerheid weerspiegelt de onvervulde dromen waardoor ze zich verloren en stuurloos voelen.
"50, 50" eindigt op een sombere toon, waardoor de lezer een gevoel van melancholie en reflectie achterlaat. Het gedicht van Langston Hughes herinnert aan de kwetsbaarheid van de tijd, het belang van het nastreven van je dromen en de bitterzoete aard van de levensreis.