Auteurs gebruiken vaak het fysieke uiterlijk om lezers aanwijzingen te geven over de persoonlijkheid van een personage. Een personage dat lang en gespierd is, kan bijvoorbeeld als sterk en atletisch worden gezien, terwijl een personage dat klein en mager is, als zwak en kwetsbaar kan worden gezien.
2. Spraakpatronen
De manier waarop een personage spreekt, kan ook veel over zijn persoonlijkheid onthullen. Een personage dat op een duidelijke en beknopte manier spreekt, kan bijvoorbeeld als intelligent en zelfverzekerd worden gezien, terwijl een personage dat stamelt of straattaal gebruikt, als ongeschoold of nerveus kan worden gezien.
3. Acties
De dingen die een personage doet, kunnen lezers ook veel over hun persoonlijkheid vertellen. Een personage dat altijd anderen helpt, kan bijvoorbeeld als vriendelijk en zorgzaam worden gezien, terwijl een personage dat altijd in de problemen komt, als ondeugend of roekeloos kan worden gezien.
4. Gedachten
Auteurs kunnen ook de persoonlijkheid van een personage onthullen door hun gedachten met lezers te delen. Dit kan worden gedaan door middel van een interne monoloog, waarbij lezers de innerlijke gedachten van het personage te horen krijgen, of door middel van dialoog, waarbij personages hun gedachten aan elkaar uiten.
5. Reacties op anderen
De manier waarop een personage op anderen reageert, kan lezers ook aanwijzingen geven over hun persoonlijkheid. Een personage dat altijd snel boos wordt, kan bijvoorbeeld als opvliegend worden gezien, terwijl een personage dat altijd geduldig en begripvol is, als vriendelijk en medelevend kan worden gezien.
Door deze technieken te gebruiken, kunnen auteurs goed afgeronde en geloofwaardige karakters creëren waar lezers zich mee kunnen identificeren en waar ze om geven.