* Hij beheerste de Engelse taal. De woordenschat van Shakespeare was uitgebreid en hij kon woorden gebruiken op een manier die zowel poëtisch als betekenisvol was. Hij had ook een goed begrip van grammatica en syntaxis, waardoor hij complexe en effectieve zinnen kon maken.
* Hij was een begaafd verhalenverteller. De toneelstukken van Shakespeare zijn vol spanning, conflict en oplossing. Hij was in staat personages te creëren die herkenbaar en geloofwaardig waren, en hij was in staat complexe verhaallijnen samen te weven die het publiek betrokken hielden.
* Hij had een diep begrip van de menselijke natuur. De toneelstukken van Shakespeare onderzoeken een breed scala aan menselijke emoties, van liefde tot haat, van vreugde tot verdriet. Hij was in staat om gebruik te maken van de universele menselijke ervaring en karakters en situaties te creëren die resoneerden met het publiek van alle leeftijden en culturen.
* Hij was innovatief en experimenteel. Shakespeare was niet bang om de regels van het traditionele theater te overtreden. Hij experimenteerde met verschillende genres, zoals komedie, tragedie en geschiedenis, en creëerde nieuwe vormen van dramatische expressie. Zijn bereidheid om te experimenteren hielp de koers van de Engelse literatuur vorm te geven.
* Hij had een blijvende invloed op de literatuur en cultuur. De werken van Shakespeare zijn in meer dan 100 talen vertaald en over de hele wereld uitgevoerd en bestudeerd. Hij wordt beschouwd als een van de grootste schrijvers aller tijden, en zijn werk blijft het publiek vandaag de dag inspireren en vermaken.