* Eenzaamheid: Het gedicht wordt verteld door een personage dat zich geïsoleerd en alleen voelt op de wereld. Hij wordt vaak een ‘wolf’ of een ‘beest’ genoemd, en hij heeft het gevoel dat hij niet thuishoort in de menselijke samenleving.
* Afwijzing: De verteller voelt zich afgewezen door zowel mens als dier. Hij kan geen plek vinden waar hij zich echt geaccepteerd voelt.
* Geweld: Het gedicht is gevuld met geweld en bloedvergieten. De verteller beschrijft zichzelf als een 'monster' en een 'moordenaar', en hij lijkt er plezier in te hebben pijn te veroorzaken.
* Inwisseling: Het einde van het gedicht suggereert dat de verteller mogelijk tot verlossing in staat is. Hij kan medelijden voelen met een vrouw die ook lijdt, en hij is bereid zichzelf voor haar op te offeren.