Het concept van de monarchie in Macbeth is gecentreerd rond het idee van goddelijk recht, waarbij wordt aangenomen dat de monarch door God is gekozen om te regeren en alleen verantwoording aflegt aan God. Dit concept wordt geïllustreerd door koning Duncan, die wordt afgeschilderd als een welwillende en rechtvaardige heerser. Wanneer hij wordt vermoord door Macbeth, wordt de natuurlijke orde verstoord, wat leidt tot chaos en geweld.
De regel "Er is geen kunst om de constructie van de geest in het gezicht te vinden" suggereert dat het onmogelijk is om iemands karakter of bedoelingen te beoordelen op basis van zijn fysieke verschijning. Dit idee daagt het idee van goddelijk recht uit, omdat het impliceert dat de waarde en geschiktheid van een persoon om te regeren niet alleen door zijn uiterlijke verschijning kan worden bepaald.
In de context van het stuk benadrukt deze regel de bedrieglijke aard van de schijn en de moeilijkheid om iemands ware karakter te onderscheiden. Het onderstreept de complexiteit van de menselijke natuur en het gevaar van het maken van aannames over anderen die uitsluitend op hun fysieke eigenschappen zijn gebaseerd.
Daarom weerspiegelt de regel "Er is geen kunst om de constructie van de geest in het gezicht te vinden" niet het concept van monarchie in Macbeth, maar benadrukt eerder het belang van verder kijken dan het fysieke uiterlijk om iemands ware aard te begrijpen.