Leven en carrière
Hopkins werd geboren in Stratford, Essex, Engeland, en groeide op in een streng Anglicaans gezin. Hij toonde al op jonge leeftijd talent voor poëzie en ging naar de Universiteit van Oxford, waar hij een prominente figuur werd in de Oxford Movement, een groep anglicaanse intellectuelen die probeerden traditionele katholieke rituelen en overtuigingen nieuw leven in te blazen.
In 1866 bekeerde Hopkins zich tot het rooms-katholicisme, en het jaar daarop trad hij toe tot de jezuïetenorde. De daaropvolgende tien jaar studeerde en volgde hij een opleiding tot priester, en in 1877 werd hij tot priester gewijd.
Als priester diende Hopkins in verschillende parochies in Engeland, en hij gaf ook les aan het University College Dublin. Hij bleef zijn hele leven poëzie schrijven, maar publiceerde er tijdens zijn leven niets van.
Poëzie
De poëzie van Hopkins wordt gekenmerkt door het gebruik van alliteratie, assonantie en intern rijm. Hij experimenteerde ook met vrije verzen, en hij gebruikte vaak verende ritmes, een metrisch patroon dat gebaseerd is op de natuurlijke spanningen van spraak.
Hopkins' gedichten gaan vaak over religieuze thema's, maar hij schreef ook over de natuur, liefde en verlies. Zijn werk staat bekend om zijn intensiteit van emoties en onderzoekt vaak het conflict tussen het menselijke verlangen naar schoonheid en de realiteit van lijden.
Veroudering
Hopkins stierf in 1889 op 44-jarige leeftijd aan buiktyfus. Zijn poëzie werd pas in 1918 gepubliceerd, en pas in de 20e eeuw begon hij erkend te worden als een belangrijke dichter. Tegenwoordig wordt hij beschouwd als een van de belangrijkste dichters van het Victoriaanse tijdperk, en zijn werk wordt nog steeds over de hele wereld gelezen en bestudeerd.
Hier zijn enkele van de beroemdste gedichten van Hopkins:
* "Het wrak van Deutschland"
* "Gods grootsheid"
* "bonte schoonheid"
* "Terwijl ijsvogels vlam vatten"
* "De Windhover"
* "Inversnaïde"
* "Carrion-comfort"
* "Felix Randal"
* "Hoera in de oogst"
* "De loden echo en de gouden echo"