1. De dansers staan in een cirkel, tegenover elkaar.
2. Ze houden de bamboestokken in hun handen, één stok in elke hand.
3. Ze beginnen met een stap naar voren met hun rechtervoet en vervolgens met hun linkervoet.
4. Vervolgens zwaaien ze met hun rechterarm en vervolgens met hun linkerarm.
5. Ze blijven naar voren stappen en zwaaien met hun armen, afwisselend naar rechts en naar links.
6. Naarmate de dans vordert, beginnen ze steeds sneller te bewegen.
7. Ze beginnen ook complexere bewegingen toe te voegen, zoals springen, trappen en draaien.
8. De dans eindigt wanneer de dansers stilstaan, tegenover elkaar.
9. Ze buigen dan voor elkaar en de dans is voorbij.