- Bepaal de ongeconditioneerde stimulus (VS): Identificeer een natuurlijk voorkomende stimulus die een automatische reactie uitlokt (ongeconditioneerde respons of UR) zonder voorafgaande kennis.
- Introduceer de neutrale stimulus (NS): Introduceer een neutrale stimulus die op zichzelf niet het gewenste gedrag uitlokt.
- Koppel de VS aan de NS: Presenteer de neutrale stimulus (NS) herhaaldelijk dichtbij de ongeconditioneerde stimulus (VS), zodat de NS geassocieerd raakt met de VS.
- Ontwikkel de geconditioneerde stimulus (CS): Na verloop van tijd wordt de neutrale stimulus de geconditioneerde stimulus (CS), die nu een soortgelijke reactie uitlokt (geconditioneerde respons of CR), zelfs zonder de aanwezigheid van de ongeconditioneerde stimulus.
Operante conditionering
- Versterk gewenst gedrag: Zorg voor positieve gevolgen (beloningen of bekrachtigers) onmiddellijk na het gewenste gedrag, om het voorkomen ervan in de toekomst te vergroten.
- Ongewenst gedrag bestraffen: Lever negatieve gevolgen (straf) onmiddellijk na het ongewenste gedrag om het toekomstige optreden ervan te verminderen.
- Complex gedrag vormgeven: Gebruik shaping, een geleidelijk proces waarbij opeenvolgende benaderingen van het gewenste gedrag worden versterkt totdat het uiteindelijke complexe gedrag is bereikt.
- Gebruik schema's van versterking: Gebruik verschillende versterkingsschema's (vast, variabel of intermitterend) om de effectiviteit van de versterking te behouden.
- Zorg voor consistentie en duidelijkheid: Wees consistent in uw benadering van klassieke en operante conditionering, en zorg ervoor dat de consequenties duidelijk zijn voor de persoon die het gedrag aanleert.