De Amerikaanse autoriteiten beschouwden de Ghost Dance als een potentiële bron van onrust en verzet. Ze verboden de praktijk ervan en probeerden deze actief te onderdrukken. Dit verbod zette de toch al gespannen relaties tussen de stammen en de regering nog verder onder druk.
De situatie bereikte een kritiek punt in december 1890 toen een groep Lakota Sioux, onder leiding van Chief Big Foot, besloot hun toevlucht te zoeken in het Pine Ridge Indianenreservaat. Het Amerikaanse leger, onder bevel van kolonel James W. Forsyth, onderschepte en omsingelde hen nabij Wounded Knee Creek.
Tijdens de onderhandelingen klonk er een schot en ontstond er een gespannen confrontatie. De Amerikaanse troepen openden het vuur op het Lakota-kamp en vermoordden honderden mannen, vrouwen en kinderen. Het tragische incident werd bekend als het Wounded Knee Massacre.
De Ghost Dance had de spirituele hartstocht en vastberadenheid van de Lakota Sioux vergroot. Ze zagen het als een laatste hoop om hun culturele en traditionele manier van leven terug te winnen. De vijandige reactie van de Amerikaanse regering op de beweging en haar pogingen om deze te onderdrukken droegen echter bij aan de onstabiele sfeer die uiteindelijk leidde tot de bloedige confrontatie bij Wounded Knee.