Hier zijn enkele veel voorkomende danstermen die in moderne dans worden gebruikt:
1. Samentrekken en loslaten :
- Contractie verwijst naar de binnenwaartse compressie van de energie en spieren van het lichaam.
- Loslaten is de plotselinge of geleidelijke expansie van die energie naar buiten.
- Deze concepten vormen de kernprincipes van de moderne dansbeweging.
2. Val en herstel :
- Fall beschrijft de doelbewuste, gecontroleerde afdaling van een danser naar de grond door evenwichtsverlies.
- Herstel is de vakkundige terugkeer naar een rechtopstaande positie na de val.
- Vallen en herstellen zorgen voor momenten van spanning en ontspanning in de moderne dans.
3. Vloerwerkzaamheden :
- Bewegingen die rechtstreeks op de vloer worden uitgevoerd, vaak met rollen, strekken en balanceren.
4. Uit balans :
- Een techniek waarbij dansers hun gewicht uit het midden verplaatsen om een gevoel van instabiliteit en kwetsbaarheid te creëren.
5. Opschorting en momentum :
- Bij opschorting wordt het lichaam in een onevenwichtige positie gehouden, waarbij vaak de zwaartekracht wordt getrotseerd.
- Momentum is de kracht die wordt gegenereerd door de bewegingen van de danser en wordt gebruikt bij de overgang tussen posities.
6. Gewicht delen :
- Een techniek waarbij dansers elkaars gewicht ondersteunen en in evenwicht brengen, waardoor ingewikkelde en dynamische partnersequenties ontstaan.
7. Vloeiende/continue beweging :
- Moderne dans legt vaak de nadruk op vloeiende en naadloze overgangen tussen bewegingen, in tegenstelling tot duidelijke, abrupte veranderingen.
8. Improvisatie :
- Het spontaan creëren van bewegingssequenties zonder voorafgaande planning.
- Improvisatie staat centraal in moderne dans en maakt verkenning en persoonlijke expressie mogelijk.
9. Niet-lineaire beweging :
- In tegenstelling tot ballet zijn moderne dansbewegingen niet beperkt tot rechte lijnen of precieze patronen.
- Dansers volgen onconventionele paden en hoeken.
10. Spatie :
- Moderne dansbeoefenaars besteden in hun voorstellingen aandacht aan het gebruik van de ruimte, waarbij ze verschillende niveaus en dimensies verkennen.
11. Tijd en ritme :
- Moderne dans maakt variaties in tempo, syncope en polyritmiek mogelijk, waarbij de standaard muzikale patronen worden doorbroken.
12. Abstractie :
- Moderne dans wijkt vaak af van letterlijke of narratieve representaties en concentreert zich in plaats daarvan op de emotionele en abstracte kwaliteiten van beweging.
13. Authentieke beweging :
- Een techniek die dansers aanmoedigt om verbinding te maken met hun innerlijke zelf en de beweging op natuurlijke wijze te laten voortkomen uit hun emoties en sensaties.
14. Grotesk :
- Opzettelijke overdrijving en vervorming van lichaamsvormen of bewegingen, vaak gebruikt om intense emoties uit te drukken.
15. Slape-armstijl :
- Een techniek die wordt gekenmerkt door ontspannen armen en handen die losjes langs de zijkanten van de danser hangen.
Het begrijpen van deze termen geeft een dieper inzicht in de fijne kneepjes van de moderne dans, die zich blijft ontwikkelen en grenzen verlegt in de wereld van de hedendaagse dans.