Een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van het bioscoopscherm was de uitvinding van het reflecterende bioscoopscherm door Robert William Paul in 1896. Dit scherm maakte gebruik van een combinatie van een holle spiegel en een doorschijnend scherm, waardoor de helderheid en scherpte van de geprojecteerde beelden werd verbeterd. Een andere opmerkelijke bijdrage kwam in 1913 toen C. Francis Jenkins en Thomas Armat een lenticulair scherm ontwikkelden met een gestructureerd oppervlak met kleine ribbels, waardoor bredere kijkhoeken en een verbeterde beeldkwaliteit mogelijk waren.
Het gebruik van schermen met een zilvercoating om de reflectiviteit te verbeteren werd populair in de jaren twintig, en het concept van gebogen schermen voor een meer meeslepende kijkervaring werd eind jaren vijftig geïntroduceerd. Verdere innovaties op het gebied van schermmaterialen en -technologieën, zoals schermen met hoge versterking, microgeperforeerde schermen en systemen voor achterwaartse projectie, bleven de ontwikkeling van bioscoopschermen de afgelopen decennia vormgeven.
Daarom kan het niet worden beperkt tot een specifiek jaar, aangezien de uitvinding van het bioscoopscherm het resultaat was van een reeks stapsgewijze verbeteringen en vooruitgang op het gebied van filmprojectie gedurende de late 19e eeuw en daarna.