1. De aard van het product: Het type product dat wordt geproduceerd, bepaalt de productiestadia. Een eenvoudig product als een T-shirt heeft bijvoorbeeld misschien maar een paar fasen nodig, zoals knippen, naaien en verpakken, terwijl een complexer product zoals een auto honderden of zelfs duizenden fasen nodig heeft.
2. De productieschaal: De productieschaal heeft ook invloed op de productiestadia. Een kleinschalige producent heeft misschien maar een paar eenvoudige fasen nodig om zijn goederen te produceren, terwijl een grootschalige producent mogelijk een complexer en gespecialiseerder productieproces nodig heeft.
3. De gebruikte technologie: De technologie die in het productieproces wordt gebruikt, kan ook van invloed zijn op de productiefasen. Een bedrijf dat geautomatiseerde machines gebruikt, kan bijvoorbeeld goederen in minder fasen produceren dan een bedrijf dat handarbeid gebruikt.
4. De organisatie van het productieproces: De manier waarop het productieproces is georganiseerd, kan ook de productiefasen beïnvloeden. Een bedrijf dat gebruik maakt van een lineair productieproces kent mogelijk meer fasen dan een bedrijf dat gebruik maakt van een batch- of cellulair productieproces.
5. De marktvraag: De marktvraag naar een product kan ook de productiestadia beïnvloeden. Een bedrijf dat een product produceert waar veel vraag naar is, moet mogelijk extra fasen aan het productieproces toevoegen om aan de vraag te kunnen voldoen.