* Vroege pogingen (1920s-1930s): De vroegste pogingen tot breedbeeld waren experimenteel en meestal beperkt tot speciale evenementen of korte films. Deze omvatten systemen zoals "Cinerama" (1952) en "Todd-Ao" (1955), die meerdere projectoren gebruikten om een panoramisch beeld te maken.
* Widescreen wordt meer gebruikelijk (1950s-1960s): De komst van cinemascope in 1953 (en andere soortgelijke formaten zoals Vistavision en mgm camera 65 ) hielp het breedbeeld populair te maken door een meer betaalbare en handiger manier te bieden om de bredere beeldverhouding te bereiken.
* De jaren zestig en verder: Tegen de jaren zestig werden de meeste nieuwe bioscopen gebouwd met breedbeeldprojectiemogelijkheden. De wijdverbreide acceptatie van de 1.85:1 Aspectverhouding versterkte breedbeeld als standaard voor het maken van films.
Daarom is er geen enkele "startdatum" voor breedbeeld in bioscopen. Het was een proces van geleidelijke acceptatie, met belangrijke ontwikkelingen in de jaren 1950 die leidden tot het wijdverbreide gebruik in de jaren zestig.