Gelooft Macbeth in eerste instantie de heksenprofetieën?
Aanvankelijk lijkt Macbeth sceptisch over de voorspellingen van de heksen, omdat hij ze beschouwt als waanvoorstellingen of trucs. Hij verbindt zich er niet onmiddellijk toe om ze na te streven uit geloof, maar eerder uit nieuwsgierigheid en ambitie. Wanneer de heksen Macbeth begroeten met de titels 'Thane van Glamis', 'Thane van Cawdor' en 'toekomstige koning', vraagt hij zich af of ze 'instrumenten van de duisternis' zijn, gestuurd om hem te misleiden. Hij maakt zich zorgen over de ethische gevolgen van het plegen van misdaden om de profetieën te vervullen, en vraagt zich af of dit "de gevolgen zou belemmeren" en tot negatieve resultaten zou leiden.
Naarmate de gebeurtenissen zich echter beginnen te ontvouwen en Macbeths verlangen naar macht sterker wordt, raakt hij steeds meer overtuigd van de waarheid van de profetieën. De snelle vervulling van de eerste twee titels, zijn verheffing tot Thane van Cawdor en vervolgens tot King, voedt zijn geloof in de macht van de heksen en versterkt het idee dat ze bovennatuurlijk inzicht hebben. Dit groeiende geloof in de profetieën zet Macbeth ertoe aan drastische maatregelen te nemen om zijn positie veilig te stellen, wat hem uiteindelijk op een pad van geweld, schuldgevoelens en zelfvernietiging brengt.