Tijdens de Renaissance ontstond er een hernieuwde belangstelling voor realisme, vooral op het gebied van de kunst. Kunstenaars als Leonardo da Vinci, Michelangelo en Raphael streefden ernaar de menselijke vorm en de natuurlijke wereld met grotere nauwkeurigheid en realisme weer te geven. Deze focus op realisme weerspiegelde een verschuiving weg van de gestileerde en symbolische kunst van de Middeleeuwen en een verlangen om de essentie van de zichtbare wereld vast te leggen.
In de 19e eeuw ontstond het realisme als een aparte stroming in de literatuur, kunst en filosofie. Het filosofische concept van realisme werd geassocieerd met de overtuiging dat de werkelijkheid onafhankelijk is van de geest en dat het menselijk begrip beperkt is tot de empirische wereld van de zintuiglijke ervaring. Realistische filosofen, zoals John Locke en David Hume, voerden aan dat kennis wordt ontleend aan observaties en ervaringen van de buitenwereld en niet aan aangeboren ideeën of abstracte redeneringen.
Op het gebied van de literatuur ontstond het realisme als reactie op de romantische en sentimentele literatuur die het voorgaande tijdperk had gedomineerd. Realistische schrijvers als Honoré de Balzac, Gustave Flaubert en Charles Dickens probeerden het leven op een objectieve en waarheidsgetrouwe manier weer te geven, waarbij ze gewone mensen en alledaagse situaties afbeeldden zonder ze te idealiseren of te romantiseren. Realistische literatuur concentreerde zich op de gedetailleerde observatie en nauwkeurige weergave van beelden, waarbij vaak sociale en politieke kwesties aan de orde kwamen.
De ontwikkeling van het realisme had ook invloed op andere artistieke stromingen, vooral in de schilderkunst en fotografie. Realistische schilders, zoals Jean-François Millet en Courbet, concentreerden zich op het weergeven van scènes uit het dagelijks leven en de arbeidersklasse, terwijl fotografen als Lewis Hine en Jacob Riis hun medium gebruikten om sociale omstandigheden te documenteren en het bewustzijn over sociale kwesties te vergroten.
In de filosofie zette de ontwikkeling van het realisme zich gedurende de 20e eeuw voort en beïnvloedde verschillende denkrichtingen, zoals logisch positivisme, analytische filosofie en wetenschappelijk realisme. Realistische filosofen pleitten voor de objectieve aard van de werkelijkheid en het belang van empirisch bewijs voor het begrijpen van de wereld.
Samenvattend:het realisme heeft zijn wortels in de oude Griekse filosofie en kunst, maar kreeg bekendheid tijdens de Renaissance voordat het in de 19e eeuw een aparte stroming werd in de literatuur, kunst en filosofie. Realisme op verschillende gebieden benadrukt het belang van het nauwkeurig weergeven en begrijpen van de wereld zoals die is, gebaseerd op empirische observaties en ervaringen.