"Ik zeg je dat er hier geen loyaliteit is / maar slaafse terreur."
Haemon gelooft dat de mensen bang zijn om zich uit te spreken tegen de onrechtvaardige wetten van Creon, en dat ze alleen maar doen alsof ze hem steunen om straf te ontlopen. Hij stelt ook dat de mensen van Thebe niet echt gelukkig zijn onder het bewind van Creon, ook al lijkt dat wel zo. Hij zegt:
"Hun lippen prijzen je, / Maar diep in hun hart bidden ze / Dat je mag struikelen en vallen."
Haemons observaties over de trouw van het volk van Thebe aan Creon onthullen de onderliggende spanningen en conflicten in het stuk. Ze benadrukken ook het belang van het uitspreken tegen onrechtvaardigheid en het opkomen voor het goede, zelfs als er tegenslag is.