De groove-modulatie op een LP heeft doorgaans de vorm van een continu spiraalpatroon, beginnend bij de buitenste rand en geleidelijk naar binnen toe bewegend naar het midden van de plaat. De variërende breedte en diepte van deze groeven vertegenwoordigen de variaties in geluidsgolven, waardoor de opgenomen muziek kan worden gereproduceerd wanneer de naald (naald) van een draaitafel deze groeven volgt.
De specifieke vorm en kenmerken van de groeven worden bepaald door het opnameproces. Meestal worden de groeven in de masterlakschijf "gesneden" met behulp van een gespecialiseerde graveermachine, een draaibank genaamd. De variaties in de groefwanden komen overeen met de fluctuaties in het audiosignaal, waardoor de muzikale inhoud wordt vastgelegd en behouden als fysieke golvingen op de plaat.
Wanneer de plaat op een draaitafel wordt afgespeeld, leest de stylus van de cartridge de groefmodulaties en zet deze weer om in elektrische signalen. Deze signalen worden vervolgens versterkt en via luidsprekers afgespeeld, waardoor de opgenomen audio opnieuw wordt gecreëerd.
De term "groove" wordt vaak door elkaar gebruikt met "track" wanneer wordt verwezen naar de muziekindelingen op een LP. Elke groove vertegenwoordigt een specifiek gedeelte of nummer op de plaat. De draaitafel kan naar verschillende posities langs de groef worden verplaatst om het gewenste deel van de muziek af te spelen.
Over het algemeen dient de groove op een LP als een fysiek medium voor het opslaan en afspelen van audio-informatie, waardoor luisteraars kunnen genieten van opgenomen muziek in het analoge formaat van vinylplaten.