Een toonsoort wordt bepaald door de rangschikking van noten in een toonladder en de relaties daartussen. De noten binnen een toonsoort hebben verschillende functies, waarbij sommige fungeren als tonisch, dominant of subdominant, wat bijdraagt aan de algehele harmonische structuur van de muziek.
Wanneer een stuk in een bepaalde toonsoort staat, dient de grondtoon als het punt van resolutie en stabiliteit. De dominante noot zorgt voor spanning en een gevoel van beweging, terwijl de subdominante noot zorgt voor contrast en balans. De relaties tussen deze noten en akkoorden vormen een raamwerk dat de melodische en harmonische ontwikkeling van de muziek begeleidt.
Als een stuk bijvoorbeeld de toonsoort C-majeur heeft, vormen de noten C, E en G de basisdrieklank, en kunnen andere noten van de C-majeur-toonladder worden gebruikt om melodieën, harmonieën en progressies te creëren. De toonsoort aan het begin van een notenbalk geeft aan in welke toonsoort een stuk zich bevindt, waarbij kruisen of mollen worden gebruikt om bepaalde noten dienovereenkomstig te verhogen of te verlagen.
Componisten en muzikanten kiezen vaak een specifieke toonsoort voor hun muziek op basis van het gewenste emotionele effect of de geschiktheid voor het bereik en de mogelijkheden van bepaalde instrumenten of stemmen. Verschillende toonsoorten kunnen verschillende stemmingen en kenmerken oproepen, variërend van helder en vrolijk tot somber en melancholisch.
Het begrijpen en herkennen van de toonsoort van een muziekstuk is essentieel voor uitvoerders en analisten, omdat het helpt bij het nauwkeurig interpreteren en uitvoeren van de muziek. Het biedt een routekaart voor hoe de noten en akkoorden zich tot elkaar verhouden, waardoor muzikanten kunnen improviseren, harmoniseren en muzikale ideeën kunnen ontwikkelen binnen het raamwerk van de gekozen toonsoort.