1. Standplaats :De hoog- of laagheid van een geluid, bepaald door de frequentie van geluidsgolven.
2. Duur :De lengte of duur van een geluid.
3. Luidheid :De intensiteit van geluid, bepaald door de amplitude van geluidsgolven.
4. Klankkleur :De unieke toonkwaliteit of klankkleur die verschillende instrumenten of stemmen onderscheidt.
5. Melodie :Een opeenvolging van pitches georganiseerd in een betekenisvolle zin.
6. Harmonie :De gelijktijdige combinatie van verschillende noten of akkoorden, waardoor lagen en textuur aan de muziek worden toegevoegd.
7. Ritme :De organisatie van muzikale elementen in de tijd, inclusief patronen van sterke en zwakke beats, en het tempo (snelheid) van de muziek.
8. Tempo :De snelheid waarmee een muziekstuk wordt gespeeld.
9. Dynamiek :De variatie in luidheid en zachtheid door de muziek heen, waardoor een expressieve dynamiek ontstaat.
10. Textuur :De algehele dichtheid en complexiteit van het muzikale geluid, bepaald door de combinatie van het aantal stemmen of instrumenten, hun bereik en de dichtheid van de gespeelde noten.
11. Structuur :De organisatie van muzikale secties en hoe ze een samenhangende muzikale compositie vormen.
12. Expressie :De emotionele en artistieke kwaliteiten die door de muziek worden overgebracht, inclusief de interpretatie van de uitvoerder.