* Backbeat: Een drumslag die optreedt op de tweede en vierde tel van een 4/4 maat.
* Basdrum: De grootste trommel in een drumstel, bespeeld met een voetpedaal.
* Verslaan: Een regelmatige puls die muzikanten gebruiken om de maat bij te houden.
* Cimbaal: Een metalen schijf waarop met een drumstok wordt geslagen om geluid te produceren.
* Vullen: Een kort, geïmproviseerd drumgedeelte dat wordt gebruikt om twee delen van een nummer met elkaar te verbinden.
* Spooknotitie: Een zeer zachte noot die tussen luidere noten wordt gespeeld.
* Hihat: Een paar bekkens die op een standaard zijn gemonteerd en worden bespeeld met een voetpedaal.
* Kickdrum: Een andere naam voor de basdrum.
* Rimshot: Een techniek voor het bespelen van de snaredrum waarbij de drumstok zowel de rand van de trommel als het vel raakt.
* Rollen: Een reeks snelle, opeenvolgende noten die op een trommel worden gespeeld.
* Rudiment: Een basisdrumpatroon dat wordt gebruikt om techniek te ontwikkelen.
* Snaredrum: Een trommel met een reeks draden die over het onderste vel zijn gespannen en die een ratelend geluid produceren wanneer de trommel wordt aangeslagen.
* Blijf plakken: Een houten of metalen staaf die wordt gebruikt om drums te bespelen.
* Tempo: De snelheid van een muziekstuk.
* Tomtom: Een middelgrote trommel die bespeeld wordt met een drumstok.