In de muziektheorie worden toonhoogtenamen gebruikt om de verschillende toonhoogtes of noten binnen de toonladder te identificeren en te labelen. Deze toonhoogtenamen zijn gebaseerd op de zeven primaire tonen die in de westerse muziek voorkomen, waaronder de letters A, B, C, D, E, F en G.
* Letternamen :Elke toonhoogtenaam krijgt een letter van A tot en met G toegewezen.
* Per ongeluk :Afhankelijk van de toonsoort of specifieke wijziging kunnen kruizen (#) of mollen (b) worden toegevoegd om de toonhoogte met een halve toon te verhogen of te verlagen.
Banklettergrepen:
Solfege, ook bekend als solfège of solfège, gebruikt lettergrepen die aan elke toonhoogtenaam zijn toegewezen om zichtzang, gehoortraining en muziektheorie te vergemakkelijken. Deze lettergrepen zijn afkomstig uit de middeleeuwse hymne "Ut queant laxis" en worden samen met de toonhoogtenamen gebruikt.
* Doen :Voor de toonhoogtenaam C (in sommige landen wordt "Ut" gebruikt)
* Re :Voor de toonhoogtenaam D
* Mi :Voor de toonhoogtenaam E
* Fa :Voor de toonhoogtenaam F
* Zol :Voor de toonhoogtenaam G
* La :Voor de toonhoogtenaam A
* Ti :Voor de toonhoogtenaam B (in sommige landen wordt "Si" gebruikt)
Door de toonhoogtenamen en solfège-lettergrepen met elkaar te correleren, kunnen muzikanten efficiënt leren zingen en verschillende toonhoogtes en melodieën identificeren op basis van de overeenkomstige lettergrepen.