In jouw ogen schijnt een kaars,
Zestien kaarsen, dromen zijn van mij.
Door de nacht vliegt je geest,
Terwijl we dansen, onder de hemel.
(Koor)
Zestien kaarsen, helder brandend,
Leidt ons door de donkerste nacht.
Verlicht het pad dat voor ons ligt,
Terwijl we reizen, hand in hand en hoofd.
(Vers 2)
Fluistert zachtjes in de lucht,
Geheimen verborgen, onvergelijkbaar.
Met elke flikkering vliegt een wens weg,
Liefde omarmen, met al onze macht.
(Koor)
Zestien kaarsen, helder brandend,
Leidt ons door de donkerste nacht.
Verlicht het pad dat voor ons ligt,
Terwijl we reizen, hand in hand en hoofd.
(Brug)
Ook door gelach, tranen en beproevingen,
Onze band wordt sterker, steeds waarachtiger.
Zestien kaarsen, een symbool groots,
Van jeugd en hoop, in dit gekoesterde land.
(Koor)
Zestien kaarsen, helder brandend,
Leidt ons door de donkerste nacht.
Verlicht het pad dat voor ons ligt,
Terwijl we reizen, hand in hand en hoofd.
(Outro)
Zestien kaarsen, voor altijd gloeiend,
Een tijdloos liefdesverhaal dat we zullen kennen.
In ons hart blijven ze voor altijd,
Betoverde vlammen die nooit doven.