De relatie tussen spanning en toonhoogte is omgekeerd evenredig. Dit betekent dat naarmate de spanning toeneemt, de toonhoogte toeneemt, en naarmate de spanning afneemt, de toonhoogte afneemt. Deze relatie kan wiskundig als volgt worden uitgedrukt:
```
f =(1/2L)√(T/m)
```
waar:
* f is de trillingsfrequentie in Hertz (Hz)
* L is de lengte van de snaar in meters (m)
* T is de spanning in Newton (N)
* m is de massa van de snaar in kilogram (kg)
Zoals uit de vergelijking blijkt, is de trillingsfrequentie recht evenredig met de vierkantswortel van de spanning. Dit betekent dat een kleine verandering in spanning kan resulteren in een aanzienlijke verandering in toonhoogte.