- Luit :Een snaarinstrument met een peervormige body en darmsnaren. Het kon worden tokkelen, tokkelen of strijken, en werd vaak gebruikt voor het begeleiden van zang.
- Fiddle :Een snaarinstrument met vier of meer snaren, bespeeld met een strijkstok. Het is een voorloper van de moderne viool en was het populairste instrument in middeleeuws Europa.
- Harp :Een groot, driehoekig snaarinstrument met darm- of metalen snaren. Het werd vaak gebruikt in hoofse muziek om te dansen.
- Pijp en tabor :Een combinatie van een kleine houten fluit en een trommel, meestal bespeeld door dezelfde muzikant. Het werd vaak gebruikt voor het begeleiden van straatartiesten en dansers.
- Orgel :Een toetsinstrument met pijpen, meestal aangedreven door een balg. Het werd in kerken gebruikt voor religieuze ceremonies.
- Shawm :Een houtblaasinstrument met dubbel riet, vergelijkbaar met een moderne hobo. Het werd vaak gebruikt in militaire bands en als onderdeel van buitendansen.
- Recorder :Een blaasinstrument dat geluid produceert wanneer lucht in een gevormde buis wordt geblazen. Het had zeven vingergaten en werd vaak bespeeld door kinderen en herders.
- Hakkebord: Een snaarinstrument dat oorspronkelijk werd bespeeld door met veren aan de snaren te tokkelen. Het kon ook gebogen worden.
- Crwth :Een strijkinstrument met zes snaren, een gebogen pegbox en een platte brug. Het werd vaak gespeeld in Wales.
- Draailier :Een snaarinstrument met een driehoekige klankkast en een wiel dat tegen de snaren wreef om geluid te produceren. Het werd vaak gebruikt om te dansen.