1. Pitch :De verticale positie van de noten op de notenbalk geeft de toonhoogte aan. Elke regel en spatie vertegenwoordigt een specifieke muzieknoot, en het sleutelsymbool aan het begin van de notenbalk (bijvoorbeeld de hoge- of bassleutel) bepaalt de exacte toonhoogte die bij elke regel en spatie hoort. Hoe hoger de noot op de notenbalk wordt geplaatst, hoe hoger de toonhoogte.
2. Ritme :De horizontale plaatsing van noten en rusten geeft het ritme of de duur van elk geluid aan. De lengte van elke noot wordt bepaald door de vorm ervan (bijvoorbeeld hele noot, halve noot, kwartnoot, enz.), en de aanwezigheid van punten, verbindingen en rusten heeft verder invloed op de duur van noten en stiltes. Door het ritme nauwkeurig te lezen, kunnen muzikanten noten spelen met de juiste timing en duur.