De trombone heeft een breed scala aan tonen, van de lage Bb tot de hoge F. Dit bereik kan nog verder worden uitgebreid met behulp van een ventiel of trigger.
2. Schuif
De schuif is het meest onderscheidende kenmerk van de trombone. Het wordt gebruikt om de toonhoogte van het instrument te veranderen door de schuif in en uit te bewegen. De schuif wordt verplaatst door de linkerhand van de speler.
3. Embouchure
De embouchure is de manier waarop de lippen van de speler op het mondstuk zijn geplaatst. De embouchure is verantwoordelijk voor het produceren van het geluid van de trombone.
4. Articulatie
Articulatie is de manier waarop de noten worden gespeeld. Er zijn veel verschillende soorten articulatie, zoals legato, staccato en marcato.
5. Dynamiek
Dynamiek zijn de variaties in volume van de muziek. De dynamiek kan door de componist worden aangegeven met symbolen als pp (pianissimo), mf (mezzo-forte) en ff (fortissimo).
6. Toonkwaliteit
De toonkwaliteit van de trombone wordt bepaald door vele factoren, zoals de embouchure van de speler, de constructie van het instrument en de akoestiek van de kamer.
7. Techniek
De techniek van het bespelen van de trombone omvat een verscheidenheid aan vaardigheden, zoals tongen, slurren en vibrato.
8. Muzikaliteit
Muzikaliteit is het belangrijkste aspect van het spelen van trombone. Het is het vermogen van de speler om de muziek te interpreteren en over te brengen op het publiek.