2. Controleer de stemknoppen. Zorg ervoor dat de stemschroeven goed vastzitten. Als de stemknoppen los zitten, blijft de snaar niet goed gestemd en klinkt hij dood.
3. Controleer de brug. Zorg ervoor dat de brug goed op zijn plaats zit en dat de snaren er stevig aan verankerd zijn. Als de brug los zit of de snaren niet goed zijn verankerd, zal de snaar niet goed trillen en dood klinken.
4. Controleer de moer. Zorg ervoor dat de moer goed op zijn plaats zit en dat de snaren er stevig aan verankerd zijn. Als de topkam los zit of de snaren niet goed zijn verankerd, zal de snaar niet goed trillen en dood klinken.
5. Controleer de toets. Zorg ervoor dat de toets schoon is en vrij van vuil en puin. Als de toets vuil is, trillen de snaren niet goed en klinken ze dood.
6. Controleer de actie. Zorg ervoor dat de actie correct is ingesteld. Als de actie te hoog is, zullen de snaren te ver van de toets verwijderd zijn en dood klinken. Als de actie te laag is, zoemen de snaren tegen de toets en klinken ze dood.
7. Controleer de elektronica. Zorg ervoor dat de elektronica goed werkt. Als de elektronica niet goed werkt, versterken de snaren niet goed en klinken ze dood.