1. Piano (fortepiano):
- De piano kreeg snel bekendheid als het belangrijkste solo-instrument in het klassieke tijdperk.
- Het bood expressief potentieel met dynamische variatie en subtiele articulatie.
2. Viool:
- De viool was een prominente keuze voor sonates, die een breed scala aan melodieën, harmonieën en virtuoze technieken kon voortbrengen.
- Het mengde goed met andere instrumenten, zoals de piano, in klassieke sonates.
3. Cello:
- De cello was vaak als solo-instrument te horen in sonates.
- De rijke, warme toon complementeerde de piano en vormde de basis voor de harmonische structuur.
4. Klavecimbel:
- Vóór de opkomst van de piano werd het klavecimbel veel gebruikt in de klassieke sonate.
- Het had een duidelijk tokkelmechanisme en stond bekend om zijn precisie en scherpe articulatie.
5. Fluit:
- Het delicate en behendige karakter van de fluit maakte hem tot een populaire keuze voor sonates.
- Het blonk uit in snelle passages, en de etherische toon bracht een andere klankkleur aan de muziek.
6. Klarinet:
- Het expressieve potentieel en het brede bereik van de klarinet maakten het tot een gewild instrument voor sonates.
- De rijke en zachte toon bood zowel lyrische als virtuoze mogelijkheden.
7. Hobo:
- Het uitgesproken timbre en de indringende klank van de hobo brachten een contrasterende kleur in sonates.
- De expressieve mogelijkheden maakten de weergave van delicate melodieën en virtuoze passages mogelijk.
Deze instrumenten vertegenwoordigden de kern van de instrumentatie voor klassieke sonates, waarbij de piano geleidelijk het klavecimbel als belangrijkste toetsinstrument verdrong. De keuze aan instrumenten varieerde ook afhankelijk van de muziekstijl, de voorkeur van de componist en de beschikbaarheid van instrumentalisten in die periode.