- Klavecimbel:een toetsinstrument waarbij de snaren worden getokkeld door plectra. Het werd veel gebruikt als continuo-instrument vanwege zijn vermogen om noten aan te houden en een solide basis te bieden.
- Orgel:Een blaasinstrument met pijpen en een toetsenbord. De veelzijdigheid en het uitgebreide klankbereik van het orgel maakten het tot een populaire keuze voor continuospel in kerken en grote ensembles.
- Luit:Een snaarinstrument dat wordt bespeeld door met de vingers aan de snaren te tokkelen. De warme en zachte klanken van de luit droegen bij aan het veelvuldig gebruik ervan bij continuospel tijdens de renaissance- en barokperiode.
- Theorbe:Een grote luit met lange hals en een verlengd basregister. Het is speciaal ontwikkeld om de ondersteuning van de lage frequenties in de basso continuo te verbeteren.
- Cello:een lid van de vioolfamilie, bespeeld door de snaren te strijken. Hoewel de cello in de eerste plaats een melodisch instrument is, kon hij ook de baslijn in de basso continuo spelen.
- Contrabas:het grootste lid van de vioolfamilie, bespeeld met strijkstok. De contrabas werd soms gebruikt als continuo-instrument en vormde de laagste basis van de harmonie.