1. Lengte van de luchtkolom :Hoe langer de luchtkolom, hoe lager de toonhoogte van het geluid. Dit komt omdat hoe langer het duurt voordat de geluidsgolf door de luchtkolom reist, hoe langer de golflengte van de geluidsgolf is.
2. Embouchure :De manier waarop de lucht over het mondstuk wordt geblazen, heeft ook invloed op de toonhoogte van het geluid. Een strakkere embouchure produceert een hogere toonhoogte, terwijl een lossere embouchure een lagere toonhoogte produceert.
De fluit heeft een aantal kleppen die geopend en gesloten kunnen worden om de lengte van de luchtkolom te veranderen. Wanneer een sleutel wordt geopend, wordt de luchtkolom ingekort en wordt de toonhoogte van het geluid verhoogd. Wanneer een toets wordt gesloten, wordt de luchtkolom verlengd en wordt de toonhoogte verlaagd.
De fluit heeft ook een aantal verschillende embouchures die kunnen worden gebruikt om verschillende geluiden te produceren. Een speler kan de embouchure veranderen door de manier te veranderen waarop hij de fluit vasthoudt, de manier waarop hij lucht blaast of de manier waarop hij zijn lippen vormt.
Door verschillende vingerzettingen en embouchures te combineren, kan een fluitspeler een grote verscheidenheid aan verschillende geluiden produceren.