1. Volksmuziek:
Boeren creëerden en deelden vaak volksmuziek, die van generatie op generatie mondeling werd doorgegeven. Volksliederen waren doorgaans eenvoudige, gemakkelijk te onthouden melodieën met teksten die het dagelijks leven, de arbeid op het platteland en persoonlijke ervaringen uitdrukten. Deze liederen waren een integraal onderdeel van dorpsfeesten, werk en vrijetijdsactiviteiten.
2. Religieuze muziek:
Boeren werden blootgesteld aan religieuze muziek via kerkdiensten, processies en religieuze festivals. Gregoriaanse gezangen, polyfone muziek en hymnen gecomponeerd door monniken en reizende muzikanten waren gebruikelijk tijdens religieuze ceremonies.
3. Minstreelmuziek:
Reizende muzikanten, bekend als minstrelen of troubadours, zwierven door het platteland en vermaakten zowel boeren als edelen. Minstrelen bespeelden instrumenten als de luit, vielle en doedelzak, en zongen ballads, verhalen en verhalen over liefde en avontuur.
4. Werkliederen:
In plattelandsgemeenschappen zongen boeren vaak werkliederen om hun werk te synchroniseren en de last van lange uren op het veld of tijdens gemeenschappelijke activiteiten te verlichten. Deze liedjes hadden eenvoudige melodieën en repetitieve teksten.
5. Dansen en instrumentale muziek:
Boeren namen deel aan gemeenschappelijke dansen tijdens festivals en bijeenkomsten. Instrumenten die voor dansmuziek werden gebruikt, waren onder meer doedelzakken, fluiten, drums en violen. Boeren luisterden ook graag naar instrumentale muziek uitgevoerd door reizende muzikanten of lokale instrumentalisten.
Over het algemeen was de muziek van boeren in middeleeuws Europa geworteld in hun dagelijks leven en sociale interacties. Het weerspiegelde hun culturele erfgoed, religieuze overtuigingen en de eenvoudige geneugten van hun gemeenschap.