1. Snaren en stemknoppen: De banjo heeft vijf snaren, elk bevestigd aan een stemknop aan de kop van het instrument. Deze snaren zijn meestal gestemd op de noten G, D, G, B en D, maar er zijn verschillende stemmingen mogelijk.
2. Brug: De snaren lopen over de brug, een verhoogd deel van het lichaam van de banjo. De snaren trillen bij het tokkelen tegen de brug en produceren geluid.
3. Resonator: Onder de brug bevindt zich de resonator van de banjo. Het kan van verschillende materialen zijn gemaakt, zoals metaal, hout of zelfs dierenhuid. Het primaire doel is om het geluid geproduceerd door de snaren en de brug te versterken.
4. Spanningsring: De spanring, ook wel de rand genoemd, houdt het hoofd van de banjo op zijn plaats. Het hoofd, meestal gemaakt van dierenhuid of synthetische materialen, wordt strak gespannen en draagt bij aan het geluid van de banjo.
5. Toonbeltoon: In de banjo, onder het blad, bevindt zich de toonring. Het is een metalen ring die de geluidskwaliteit van de banjo verder verbetert en hem een onderscheidende klank geeft.
6. Nek en frets: De hals van de banjo is vergelijkbaar met de hals van een gitaar. Het beschikt over metalen frets die de hals in halve tonen verdelen. Door de snaren tegen de frets te drukken, kunnen spelers de toonhoogte van de noten veranderen.
7. Potmontage: De potconstructie van een banjo verwijst naar de combinatie van het vel, de spanring, de resonator en de toonring. Het wordt op de body van de banjo gemonteerd en is belangrijk voor de algehele geluidsproductie en projectie.
8. Coördinatorstaven: Sommige banjomodellen hebben coördinatorstangen, die van het staartstuk naar de nek lopen. Ze helpen de snaarspanning en intonatie te behouden, vooral tijdens uitgebreid spelen.
9. Staartstuk: De snaren lopen van de stempinnen van de kop over de brug, over de resonator en naar het staartstuk. Het houdt de snaren op hun plaats aan het uiteinde van de banjo.
10. 5e tekenreeks: De vijfde snaar is het belangrijkste onderscheidende kenmerk van de banjo. Het is vaak hoger gestemd dan de andere vier snaren en wordt gespeeld in veel banjo-specifieke technieken, zoals rolls, dubbele stops en hammer-ons.
11. Speeltechniek: Banjospelers gebruiken een verscheidenheid aan traditionele technieken om hun unieke geluid te creëren. Deze omvatten Fingerpicking, Clawhammer en Bluegrass Fingerstyle.
Door te begrijpen hoe de verschillende componenten van een banjo samenwerken om geluid te produceren, kunnen muzikanten hun speeltechnieken ontwikkelen en verfijnen, en de enorme muzikale mogelijkheden van het instrument verkennen.