1. Identificeer de sleutel van de saxofoon. De meest voorkomende saxofoontoetsen zijn Bb (bes), Eb (es) en C.
2. Bepaal het intervalverschil tussen de geschreven noten en de toonsoort van de saxofoon.
Voor Bb-saxofoon:Geschreven noten worden één hele toon naar beneden getransponeerd.
Voor Eb-saxofoon:Geschreven noten worden met een grote terts naar boven getransponeerd.
Voor C-saxofoon:Er is geen transpositie nodig.
3. Pas de transpositie toe op de geschreven noten.
Voor Bb-saxofoon:Als je een geschreven noot C ziet, speel je een Bb op de saxofoon.
Voor Eb-saxofoon:Als je een geschreven noot C ziet, speel je een E op de saxofoon.
Hier is een tabel met een samenvatting van de transpositie voor de meest voorkomende saxofoontoetsen:
| Schriftelijke notitie | Bb-saxofoon | Eb-saxofoon | C-saxofoon |
|---|---|---|---|
| C | BB | E | C |
| D | C | F# | D |
| E | DB | G | E |
| F | Eb | Een | F |
| G | F | BB | G |
| Een | GB | B | Een |
| B | Ab | C# | B |
Onthoud dat de toets van een saxofoon verwijst naar de noot die klinkt als u de laagste toets indrukt zonder op andere toetsen te drukken. De transpositie-aanpassingen zijn zo gemaakt dat de saxofoon in verschillende toonsoorten kan spelen en toch dezelfde vingerzettingspatronen kan gebruiken als de geschreven muziek.
Het is belangrijk op te merken dat sommige hedendaagse componisten saxofoonpartijen schrijven die niet zijn getransponeerd, dus controleer de muziek altijd nogmaals om er zeker van te zijn dat je correct transponeert. Daarnaast zijn er andere soorten saxofoons, zoals F- en bassaxofoons, die hun eigen transpositieconventies hebben.