1. Enkel riet: De saxofoon is uniek omdat hij een enkel riet aan een mondstuk gebruikt. Wanneer de speler lucht blaast, trilt het riet tegen een metalen mondstuk, waardoor geluid ontstaat. Dit geeft de saxofoon zijn kenmerkende warme en zachte klank.
2. Messing body: Hoewel de saxofoon een houtblazersinstrument is vanwege het ontwerp met één riet, is de behuizing gemaakt van koper, wat doorgaans wordt gebruikt in koperblazers. Deze combinatie van houtblazers en koperkarakteristieken resulteert in een unieke mix van klankkwaliteiten.
3. Transpositie: Saxofoons zijn transponerende instrumenten, wat betekent dat de geschreven noten niet overeenkomen met de daadwerkelijke toonhoogte die wordt gespeeld. Een tenorsaxofoon wordt bijvoorbeeld in B♭ gestemd, dus als een C op de saxofoon wordt gespeeld, klinkt deze als B♭.
4. Meerdere maten en afstanden: De saxofoonfamilie bestaat uit verschillende maten, elk met een aparte toonhoogte. De meest bekende zijn:
- Sopranino Saxofoon: Hoogste toon; B♭ of E♭.
- Sopraansaxofoon: B♭.
- Altsaxofoon: E♭.
- Tenorsaxofoon: B♭.
- Bariton Saxofoon: E♭.
- Bassaxofoon: B♭.
5. Gebogen vorm: De saxofoon heeft een kenmerkende gebogen vorm, die is ontworpen om de luchtstroom en resonantie binnen het instrument te optimaliseren. De kromming draagt ook bij aan de warme en rijke klank van de saxofoon.
6. Veelzijdig gebruik: De saxofoon heeft bekendheid verworven in een breed scala aan muziekgenres, waaronder jazz, klassiek, hedendaags en zelfs pop- en rockmuziek. Zijn veelzijdigheid maakt het een gewenst instrument voor solisten, ensemblespelers en orkestartiesten.
7. Popularisering door Adolphe Sax: De saxofoon werd in 1846 uitgevonden en gepatenteerd door de Belgische instrumentenmaker Adolphe Sax. Hij ontwierp het als een hybride instrument dat elementen van houtblazers en koperblazers combineerde. De saxofoon werd snel populair en is tegenwoordig een steunpilaar van veel muziekgenres.