1. Pitch :Dit verwijst naar de hoog- of laagheid van een geluid. Het wordt bepaald door de frequentie van de geluidsgolf, gemeten in hertz (Hz). Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toonhoogte.
2. Luidheid :Dit verwijst naar de intensiteit of het volume van een geluid. Het wordt gemeten in decibel (dB). Hoe hoger het decibelniveau, hoe luider het geluid.
3. Timbre :Dit verwijst naar de unieke kwaliteit of het karakter van een geluid. Het wordt bepaald door de boventonen of harmonischen die in de geluidsgolf aanwezig zijn. Deze boventonen zijn frequenties die verband houden met de grondfrequentie van het geluid.
4. Duur :Dit verwijst naar de tijdsduur dat een geluid duurt. Het wordt gemeten in seconden.