De basso continuo bestond meestal uit twee delen:een baspartij gespeeld op een toetsinstrument, meestal het klavecimbel, en een becijferde baslijn, vaak geschreven op een apart muziekblad, die aangeeft welke akkoorden gespeeld moesten worden. De akkoordkwaliteit (majeur, mineur, verminderd, overmatig) en eventuele voortekens werden doorgaans aangegeven door cijfers en symbolen die boven of onder de basnoten werden geplaatst.
De basso continuo had verschillende functies in de barokmuziek. Het gaf harmonische ondersteuning aan de melodie, schetste de akkoordwisselingen en hielp bij het vaststellen van het tempo. De continuospeler was ook verantwoordelijk voor het volgen van de harmonische bedoelingen van de componist en het reageren op de veranderingen in de muziek van dat moment.
De basso continuo werd gebruikt in veel verschillende soorten barokmuziek, waaronder opera's, cantates, sonates, concerten en kamermuziek. Enkele beroemde componisten die voor de basso continuo schreven zijn onder meer Johann Sebastian Bach, George Frideric Handel, Antonio Vivaldi en Arcangelo Corelli.