De belangrijkste mechanismen voor het veranderen van de toonhoogte op een trompet zijn echter de kleppen. Er zijn drie kleppen op een standaardtrompet, genummerd van 1 tot 3, van de linkerhand van de speler naar rechts. Wanneer elke klep wordt ingedrukt, wordt een extra buis of slanglus in het instrument geopend, waardoor de toonhoogte van de gespeelde noot wordt verlaagd. De specifieke combinatie van ingedrukte kleppen bepaalt de totale geproduceerde toonhoogte.
Hier is het effect van elke klep wanneer deze wordt ingedrukt:
1. Eerste klep (het dichtst bij de linkerhand van de speler):Verlengt de buis met ongeveer een halve toon, waardoor de toonhoogte van de open noten effectief met die hoeveelheid wordt verlaagd.
2. Tweede klep:Verlaagt de toonhoogte met één hele toon als deze alleen wordt gebruikt. Bij gebruik in combinatie met de eerste klep verlaagt het de toonhoogte met anderhalve toon.
3. Derde klep:Verlaagt de toonhoogte met anderhalve toon als hij alleen wordt gebruikt. Als u zowel het eerste als het derde ventiel samen indrukt, wordt de toonhoogte met twee hele tonen verlaagd.
Deze opstelling van kleppen, bekend als een "B♭-A-systeem", stelt trompettisten in staat alle chromatische noten binnen het bereik van hun instrument te spelen. Door verschillende combinaties van kleppen in te drukken en hun embouchure te controleren, kunnen ze soepel tussen toonhoogtes overgaan.