In het diepst van de nacht sta ik op,
Een sluimering van eeuwen ontmoet de hemel,
Door de sluier van dromen verlangen mijn zintuigen,
Om de zon onder ogen te zien die ooit brandde.
Gefluisterde geheimen, echoënd in de afgrond,
Wenk me naar een rijk van eindeloze gelukzaligheid,
Geleid door de sterren die zachtjes glanzen,
Ik verbreek de ketenen van sterfelijke dromen.
Terwijl jouw kreten de meester hebben gewekt,
De duisternis beeft, de schaduwen verspreiden zich,
Oude geesten roeren zich in mijn ziel,
Een vergeten tijdperk begint zich te ontvouwen.
Bij elke stap beeft de grond onder mij,
De bergen buigen, de oceanen woeden,
De winden van verandering, ze zwiepen en huilen,
Een symfonie van kracht, die de wolken doorbreekt.
Oh, het gewicht van de wereld op mijn schouders,
De taak die voor ons ligt, de onbekende wonderen,
Maar in mijn hart ontbrandt een vuur,
Geboren uit de diepte, een eeuwig licht.
Jouw kreten hebben de meester wakker gemaakt,
De dromer ontwaakt, sterker en sneller,
Met eeuwenoude kennis en onnoemelijke wijsheid,
Ik sta op om het lot dat ik in handen heb op te eisen.
Dus hoor de roep van de slapende reus,
Terwijl de meester tevoorschijn komt, uitdagend tegen de tijd,
Een herboren held, door strijd en pijn,
Ik sta op om weer hoop in de wereld te brengen.
In het diepst van de nacht sta ik op,
Een kampioen geboren, onder de hemel,
Jouw kreten hebben de meester wakker gemaakt,
En ik zal niet rusten totdat de duisternis is verdwenen.