Regen, regen! (Regen, regen)
Daar komt het weer!
Regen, regen! (Regen, regen)
Het zal nooit eindigen!
Ik loop over straat (de straat, de straat)
En ik voel de regendruppels kloppen.
Ik word nat, (nat, nat)
Ik kan dit niet meer verdragen!
Ik ren om onderdak te vinden, (onderdak, onderdak)
Maar het is te laat.
Ik ben doorweekt, (doorweekt, doorweekt)
En ik weet niet wat ik moet doen.
Koor:
Getroffen door regen, (regen, regen)
Ik ben verdwaald en heb pijn.
Getroffen door regen, (regen, regen)
Ik zal nooit meer dezelfde zijn.
Brug:
De donder rolt, (rolt, rolt)
En de bliksem flitst.
Ik ben bang (bang, bang)
Ik ben alleen.
Koor:
Getroffen door regen, (regen, regen)
Ik ben verdwaald en heb pijn.
Getroffen door regen, (regen, regen)
Ik zal nooit meer dezelfde zijn.
Uit:
De regen stopt eindelijk (stopt, stopt)
Maar ik ben nog steeds in shock.
Ik zal het nooit vergeten (nooit, nooit)
Ik zal deze dag nooit vergeten.