* Ga door.
* Schakel in.
* Schakel in.
* Druk op.
* Reken maar.
* Vertrouw op.
*Afhankelijk van.
* Focus op.
* Concentreer je op.
* Blijf stilstaan.
* Reflecteer op.
* Mediteer verder.
* Gebaseerd op.
* Grond aan.
* Bouw voort.
* Kapitaliseren.
* Verzilveren.
*Ophalen.
* Vang aan.
* Aanwijzing.
* Nul op.
*Schiet op.
* Houd vol.
* Ga aan de slag.
* Klem vast.
* Terug naar beneden.
* Laat maar zitten.
* Houd vol.
* Vrolijk op.
* Zet neer.
* Ga zitten.
*Ga liggen.
* Trek aan.
* Afbreken.
* Klop neer.
*Breek door.
* Val op.
* Ga aan de slag.
* Ga naar beneden.
* Ga verder.
* Ga verder.
* Ga verder.
* Aandoen.
* Neem aan.
* Wacht even.
* Laat maar.
* Blijf doorgaan.
* Ga door.
* Ga (vooruit) verder.
* Op de bal.
* Op de balk.
* Op de knop.
* Op niveau.
* Aan de lijn.
* Op de kaart.
* Aan de beterende hand.
* In beweging.
* Op de neus.
* In het offensief.
* Aan de buitenkant.
* Aan de pil.
* Op jacht.
* Aan de trek.
* Op de QT.
* Op de rebound.
* Aan de touwen.
* Op de vlucht.
* Aan de veilige kant.
*Over de geur.
* Op de skids.
* Ter plaatse.
* In een opwelling.
* Op het plein.
* Op tafel.
* Op het puntje van de tong.
* Over de stad.
* Op de rand.
* Op oorlogspad.
* Op de vleugel.